Posted on

Vice

Ik reed een nachtje mee met de biertaxi in Amsterdam

Ik ging een nacht mee met de Biertaxi, de koeriersservice die al tien jaar lang bier en wijn bezorgt aan dorstige nachtbrakers in Amsterdam

Het is tegen elven en ik sta afwachtend op een straathoek in het centrum van Amsterdam. Ik ga een nacht mee met de Biertaxi Amsterdam, dekoeriersservice die al tien jaar lang bier en wijn bezorgt aan dorstige nachtbrakers, om te zien hoe het is om in het holst van de nacht de feestende stad van drank te voorzien.

MOSIS MET HET BUSJE (ALLE FOTO’S DOOR DE AUTEUR)

Ik word opgehaald door Mosis. Hij parkeert het witte busje snel aan de kant van de weg en ik stap in. “Mosis Overdosis,” stelt hij zich voor. “Dat is mijn artiestennaam.” Zijn echte naam maakt hij liever niet bekend.

Mosis rijdt snel weg omdat we meteen naar de eerste klant moeten. Een kort belletje met hoeveel biertjes iemand wil en een sms’je met het adres en hij is onderweg. Met harde drum-‘n-bass door de speakers gaan we de nacht in. “Normaal gesproken werk ik tot zes, maar soms werk ik wat langer door,” zegt hij. “Het ligt er net aan of het drukke dagen zijn of niet. Helemaal van zaterdag op zondag, als de supermarkt nog niet open is, dan heb je al die afterparty’s waar mensen nog zitten te hangen, dan bellen ze soms in de ochtend nog.”

Een avond begint altijd rustig. De echte dorst naar drank komt pas dieper in de nacht, vertelt hij. “Na drieën wil iedereen tegelijk wat hebben,” vertelt Mosis. “Het is net als spitsuur bij McDonalds rond etenstijd.”

Mosis rijdt nu ongeveer anderhalf jaar voor de Biertaxi, maar het bedrijf, dat van zijn vrienden is, bestaat al tien jaar. “Dit was de allereerste Biertaxi van Amsterdam,” vertelt Mosis met een beetje trots. “Iedereen heeft feestjes, en dan is het van: kut, het bier is op, bel even de Biertaxi.” Hiervoor werkte hij als koerier voor TNT. “Voor mij maakt het weinig verschil,” zegt hij. “Behalve de klanten dan, hier zijn de klanten leuker, iedereen is lam en gezellig.”

Behendig bedient Mosis de TomTom, de telefoon en de boekhouding terwijl hij met mij praat en een trekje van zijn sigaret neemt. Rond half twaalf zijn we bij de eerste klant, bij een netjes rijtjeshuis in Amsterdam-Oost. Hij wil een half traytje hebben. De achterklep gaat open en de verschillende biertjes worden uitgestald. Vannacht staan er halve liters Amstel en normale blikjes Bavaria op het menu. De transactie is snel, voor je het weet is de klep weer dicht en rijden we door. “Soms koop ik het bier zelf in, gewoon in de supermarkt als er een goede aanbieding is, anders bij de groothandel,” vertelt Mosis.

Mosis verzekert me dat het een legitiem bedrijf is, met KvK-nummer en een vergunning, maar er zijn ook een hoop bierbezorgers die het gewoon zwart doen. “Er wordt ook vaak gevraagd of ik ook coke kan regelen, maar we kunnen veel niet doen omdat wij die vergunning hebben. We willen niet in aanraking komen met allerlei criminele zaken.” Hij lacht terwijl we over de ring zoeven: “Kijk, ik ben ook niet altijd een lieverdje geweest, ik loop graag in het grijze gebied rond, maar dat zwarte hoeft van mij niet. Wit en grijs vind ik oké.”

We rijden verder naar Zuid, om bij het Bastion Hotel een aantal vrolijke Belgen van bier te voorzien. Ze stappen wat afwachtend de foyer uit en lopen naar het busje. Dit is de tweede keer dat ze bier bestellen, het ging een sneller op dan gedacht. “Soms kom ik drie, vier keer langs bij een adres,” vertelt Mosis. “Maar bij de laatste keer bestellen ze gelijk een hoop, dan snappen ze het wel.”

DE FEESTENDE BELGEN BIJ HET HOTEL

Het wordt drukker en om de paar minuten belt er wel iemand die ergens bier nodig heeft, het is een puzzel om de orders goed in te plannen en we rijden door de hele stad. Na elk telefoongesprek toetst hij de route in en gaan we weer op pad. “Noord vind ik kut, de Bijlmer ook, daar kom ik niet graag,” zegt hij. “Het is wel uitkijken, je weet nooit wat je te wachten staat, laatst was er een andere bezorger overvallen. Je merkt wel gelijk als iemand niet chill is aan de telefoon, dan wil je daar helemaal niet naartoe, dat zijn meestal van die gasten die gelijk vragen of ik ook whisky of andere sterke drank heb, van die straatschoffies.” Zijn werktelefoon is een oude Android en staat vol met telefoonnummers met een staatnaam erbij. “Willie Sluiterstraat is het volgende adres. “Willie Sluitspier,” buldert Mosis. Af en toe staat er iets bij een nummer geschreven over de klant. “Als ze vervelend zijn, dan zet ik ‘klootzakken’ achter het nummer.”

“Ik heb ook weleens vals geld gekregen, dat gebeurt. Je staat bij die auto en het is donker, en je staat te hannesen. Het kan gebeuren, ik vond laatst een vals vijftigje, toen flipte ik wel. Gelukkig dacht mijn baas niet dat ik het zelf gemaakt had.”

TOBY, EEN VRIEND VAN MOSIS, RIJDT EEN STUKJE MEE MET DE BIERTAXI

Daarom rijdt Mosis vaak ook met iemand erbij in de auto. “We halen nu mijn gabber Melvin even op,” zegt Mosis, “Melvin is een beetje mijn beveiliging af en toe. Ik zie het als werk en ik zie het als serieus, maar ook een beetje als cruisen met m’n vrienden door de stad.”

Door de avond heen is de Biertaxi ook echt haast een soort taxi, vrienden van Mosis springen om het uur wel even op de achterbank om een stuk mee te gaan en een beetje te kletsen. “Ik had laatst vier chickies op de achterbank,” vertelt Mosis. “Die wilden naar het centrum, dus nam ik ze even mee.”

Het liefst blijft hij met het busje in de buurt van het centrum, “maar als je de hele bus leeg koopt en mij vijftig euro fooi wil geven, rij ik overal heen.” De exacte omzet wil Mosis niet kwijt, maar: “Ik verdien in elk geval meer dan bij de TNT. Mijn werk is net Grand Theft Auto weet je, radartje in je bovenhoek, nieuwe missie elke keer, in de nacht is de weg van jou.”

Er belt iemand uit Noord die flesjes in plaats van blikjes wil hebben. We rijden even langs een avondwinkel om een koud krat op te halen. “De business is niet alleen maar van: oh, nu ga ik de hoogste prijs vragen, want dan bellen mensen je ook niet meer,” legt Mosis uit. “Er is toch meer competitie, je moet de mensen wel tevreden houden. Ik mats mensen vaak, je kan altijd wel een dealtje maken.”

BIJ MOSIS THUIS

De dreunende muziek past bij het ritme van de nacht, we rijden langs zowat alle wijken van Amsterdam. “Eigenlijk ga ik altijd de hele stad door,” zegt Mosis. “Volgens mij rij ik op een avond wel van Amsterdam naar Parijs, ik zweer het je.”

Als er even geen telefoontjes binnenkomen, stoppen we bij Mosis thuis. “Als er niks te doen is, ga ik gewoon op de bank liggen en gamen,” zegt hij. Het duurt niet lang voordat er weer iemand belt en we gaan weer op pad. Het is rond drieën en de huisfeestjes hebben dorst. “Soms worden mensen lastig, als iets op is worden ze weleens boos,” vertelt Mosis. “Maar ik probeer altijd iedereen vriendelijk te woord te staan. En altijd een geintje maken, de meeste mensen zijn gewoon in feeststemming.”

Ik vraag Mosis naar de gekke dingen die hij meemaakt. “Laatst kwam ik bij een kerel, en het scheen een grote crimineel te zijn geweest,” vertelt hij. “Wapenhandel, weet ik wat. Zit je gezellig met die kerel een jointje te roken en dan vertelt-ie dat soort dingen allemaal. Toen vroeg-ie of ik een AK-47 van hem wilde kopen. Wat moet ik daar nou weer mee? Het was waarschijnlijk een grapje, maar ik heb niet gevraagd of ik hem mocht zien, ik dacht: laat ik het maar gezellig houden.”

De bezorgingen wisselen zich af tussen studenten op sloffen die wat biertjes willen en telefoontjes van feestjes met bonkende muziek op de achtergrond. Mosis vertelt dat hij vaak wordt uitgenodigd om op feestjes te blijven, of om mee te drinken. “Je krijgt wel met dat soort keuzes te maken, het is af en toe alsof ik een engeltje en een duiveltje op mijn schouder heb zitten,” zegt hij. “Maar ik moet toch de hele nacht rijden, dus ik kan me niet inlaten met al dat feestgedrag. Als ik soms vroeg klaar ben, maakt het niet uit, dan kan ik daarna nog wel ergens gaan feesten.”

Het is bijna vijf uur als mijn rit voorbij is. Met het busje hebben we zowat elke wijk van de stad voorbij zien komen en ik begin het slaaptekort te voelen. Mosis gaat nog even door; er hebben nog mensen gebeld. Er moet bier geleverd worden.